Gladiolen

Ik heb ruzie met mijn vrouw.

Over het geld dat we niet hebben om ons oudste kind,  Jana, 12 jaar, mee te laten gaan op schoolreis.

Sinds mijn vrouw ziek is, en ik werkloos ben, zitten we diep in de schulden.

We kunnen al bijna een jaar geen dokterskosten, energierekeningen en schoolgeld meer betalen.

Ik begrijp de schooldirectie die niet meer wil tussenkomen, maar ik heb sterk het vermoeden dat het ook komt omdat ze met Jana,  die autistisch is,  geen weg meer weten.  Misschien hebben ze liever dat ze niet meegaat.

Mijn vrouw is al een hele tijd depressief en het doet me pijn om haar zo te zien lijden.

Ik begrijp haar wel, maar ik kan er zelf ook niet mee omgaan.  Het spijt me dat ik me zo kwaad heb gemaakt.

Nu ben ik ook kwaad op mezelf.

Een moeder  wil haar kinderen het onmogelijke geven om ze gelukkig te maken.

Hen het gevoel te geven van er bij te horen.

Aanvaard te zijn.

Zoals de anderen te zijn.

Niet te moeten onderdoen.

Even belangrijk te zijn.

Even geliefd te zijn.

Niet te moeten leven met de pijn van die altijd knagende ongelijkheid.

We hebben hulp nodig.

Ik zal morgen bellen naar onze buddy om te vragen of ze het maandelijks voedselpakket een week vroeger kan brengen.

Misschien kunnen we dan bij haar nog eens ons hart luchten.

Voor de zoveelste keer.  En altijd weer opnieuw blijft ze luisteren en geeft ze goede raad.

We hadden haar raad om een schuldbemiddeling aan te vragen al lang moeten opvolgen.

We blijven dat maar uitstellen.

Het is zo moeilijk om toe te geven dat we het alleen niet meer aankunnen.

Gelukkig dat we haar nog hebben.  Zonder de welzijnsschakel zouden we het helemaal niet meer zien zitten.

Ik begrijp niet dat die mensen zoveel geduld met ons blijven hebben.  En altijd klaar staan.

Marianne is al vroeg gaan slapen. Maar slaapt ze wel ?

Het is half-drie als ik op de zetel wakker word en ook naar bed ga.

Ik zit hier toch maar te dubben over hoe ik haar weer blij kan maken.

Ik zal mijn hand niet meer tussen haar zachte dijen kunnen steken want ik wil haar niet wakker maken.

Het is al zo lang geleden dat ik dat nog gedaan heb.

Ik zal geen slaapwel zeggen en genieten van haar warmte en een vredig gevoel van alles-is-goed-tussen-ons.

Ik zal mijn hand niet zachtjes terugtrekken als ze in slaap gevallen is.

Ik zal mij niet voorzichtig omdraaien om haar niet wakker te maken.

Ze houdt zo van bloemen,  gladiolen,  op de keukentafel,  morgen  is het haar verjaardag.

Ik had ze haar zo graag gegeven.

———————————————–

Een virtueel getuigenis… dit zijn de mensen voor wie we het allemaal doen.